Je zou verwachten dat na de mededeling dat de oorlog voorbij was het hele kamp in juichten zou uitbarsten. Maar het bleef voor even merkwaardig stil. Alsof we het toch niet konden geloven. We moesten verwerken dat we wer nog waren, dat we het hadden overleefd, waar zoveel anderen dat niet konden zeggen. De stilte duurde voort tot iemand begon te zingen. Iedereen kende dat lied, we hadden het alleen jaren niet mogen zingen. Het duurde even en toen barstte iedereen los.
***
De bovenstaande alinea komt uit de 4 Mei-lezing van Diederik van Vleuten. Kort daarvoor had de organist en caberatier een boek uitgebracht, dat hoorde bij zijn gelijknamige solovoorstelling Daar werd wat groots verricht. Deze show gaat over oom Jan, die na zijn overlijden zijn Indische archief heeft achtergelaten.
Het resultaat is dus een kloek boek en een theatervoorstelling.
De oom van Diederik van Vleuten is niet de enige die in de Jappenkampen moest overleven. Wat te denken van de vader van schrijver Geert Mak? Dominee Catrinus Mak kreeg als legerpredikant in de rang van kapitein bij het KNIL. Hij kwam in de oost in oorlog terecht. Niet door de strijd die het moederland leverde met de nazi’s, maar doordat de Aziatische archipel onder de voet werd gelopen door de Japanners. Daar werd Catrinus krijgsgevangen gemaakt.
“Mijn vader werd met de andere krijgsgevangenen op een vrachtwagen gezet en naar Belawan gereden. Hier moesten ze in een stel koelie-quarantaineloodsen wachten op verder transport over zee, bestemming onbekend. Op 15 mei 1942, de dag van vertrek, kregen hij en de pastoor opeens van een Japanse tolk een ontslagbrief uitgereikt: als geestelijken mochten ze het kamp verlaten, naar huis. De tolk voegde eraan toe dat het ook goed was als ze met hun kameraden zouden meegaan. ‘We keken elkaar aan,’ schreef mijn vader later, ‘borgen het briefje met de voor ons onvertaalbare hiëroglyfen en stempels in onze jaszak en zeiden op hetzelfde moment: “Vertel de commandant dat we meegaan.” Deze keuze was voor ons zo vanzelfsprekend dat we er geen seconde over hoefden te piekeren.’
De pastoor en hij werden met duizenden krijgsgevangenen in de Kyokaisei Maru geperst, een troepenschip met nauwelijks ruimte om te liggen en met een paar buitenboord hangende planken en touwen als latrine.”
Of denk aan Wim Kan. Vlak voordat de oorlog in Nederland begon, vertrok hij met zijn vrouw Corry Vonk naar Indië. Maar daar namen de Aziatische vrienden van Hitler het roer over in onze kolonie. Kan kwam in een Jappenkamp terecht en moest dwangarbeid verrichten aan de Birma-spoorlijn. Toen de Japanse keizer Hirohito in oktober 1971 Nederland bezocht, protesteerde Kan fel en riep op om de keizer als oorlogsmisdadiger voor de rechtbank te brengen. Het mocht niets baten.
Boudewijn de Groot is geboren in een Japans interneringskamp in Batavia. Zijn moeder overleed in juni 1945 in kamp Tjideng.
Het zijn 'slechts' een paar namen. Van mensen die hun verleden delen met het publiek. Niet omdat zij het zelf zo goed hebben getroffen. Wel om het verleden bespreekbaar te maken. En dat is gebeurd.
Zo staat op de site van de NOS een mooi artikel over Lily Kloots-Touwen, die Tjideng overleefde.
Opdat we niet vergeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten